In de jaren ’30 van de vorige eeuw is er een economische crisis.
Veel mensen zijn werkloos.
Er is veel onrust in Nederland.
De regering besluit de werklozen geld te geven.
Dit mag echter niet te veel zijn, anders zullen de werklozen maar lui worden.
Het bedrag is net voldoende om de huur en een eenvoudige maaltijd te betalen.
Voor uitgaan, sport of kleren is er geen geld.
Werklozen mogen naast de steun die ze krijgen geen verboden baantje erbij nemen.
Om dat te controleren moeten ze één of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal.
Dit wordt als erg vernederend ervaren.
Daarnaast kunnen ze gedwongen worden te werken.
Zo kan het gebeuren dat een werkloze onderwijzer met de schop aan het werk moet om sloten te graven of dijken aan te leggen.
In deze tijd ontstaan grote openbare werken zoals het Amsterdamse bos.
In Duitsland zijn er ook veel problemen.
Maar daar zegt een politicus, Adolf Hitler, dat hij veel van die problemen kan oplossen.
Hitler komt aan de macht in Duitsland. Hij voert allerlei plannen uit.
Zo laat hij allemaal snelwegen bouwen.
Dat levert veel nieuwe banen op.
Hitler wordt erg populair.